Probeer geduldig te zijn wanneer een anderstalige spreekt.

Formuleer je feedback positief en constructief.

Spreek niet met te veel mensen samen.

Zorg voor privacy of een veilige omgeving wanneer je feeback geeft.

Verbeter de taal niet expliciet, maar herhaal zelf met het juiste woord of de juiste constructie.

Geef alleen feedback als de ander daarom gevraagd heeft.

Controleer of je collega je begrijpt.

Deel informatie op in kortere stukken en geef de ander tijd om te reageren.

Pas op met figuurlijk taalgebruik zoals ‘Ik zie dat niet zitten’.

Gebruik internationale woorden zoals tempo, correctie, exact, …

Leg nieuwe of moeilijke woorden uit.

Visualiseer de boodschap met foto’s.

Spreek duidelijk en niet te snel.

Gebruik zelf geen foute, vereenvoudigde taal zoals ‘Jij komen morgen?’

Spreek de standaardtaal, geen dialect of tussentaal.